Vooruitblik naar 2040: nieuw rapport schetst mogelijke stelsels voor onderwijs en wetenschap

Resultaat van grootschalige maatschappelijke toekomstverkenning

Hoe kunnen we het mbo, hoger onderwijs en de wetenschap voorbereiden op een samenleving anno 2040? Wat zijn daarbij de kansen en uitdagingen, en hoe kunnen we die aanpakken? Deze vragen stonden centraal in een brede toekomstverkenning in opdracht van de minister van OCW. Het eindrapport, getiteld Vandaag is het 2040 – Toekomstverkenning voor middelbaar beroepsonderwijs, hoger onderwijs en wetenschap is aangeboden aan de Tweede Kamer.

Toenemende migratie en vergrijzing, digitalisering, transities in duurzaamheid en geopolitiek. Het zijn trends die mogelijk grote invloed gaan hebben op het onderwijs en de wetenschap. De wereld om ons heen verandert, maar we kunnen de toekomst niet voorspellen. Hoe zorgen we er dan voor dat het onderwijs en de wetenschap toekomstbestendig zijn, zodat ze hun maatschappelijke functie optimaal kunnen vervullen?

Om die vragen te kunnen beantwoorden, vroeg Robbert Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in 2022 om een toekomstverkenning van middelbaar beroepsonderwijs, hoger onderwijs en wetenschap. Een consortium van vijf onderzoeksbureaus ging aan de slag: KBA Nijmegen; Andersson Elffers Felix (AEF); het Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS); het Kohnstamm Instituut; en ResearchNed. Zij organiseerden regiobijeenkomsten, themabijeenkomsten, een internationale expertmeeting en rondetafels, waaraan in totaal 850 mensen deelnamen: professionals uit het werkveld, maar ook studenten, ouders, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Nog eens honderden mensen leverden input via persoonlijke interviews, online-onderzoek en -enquêtes.

(tekst loopt door onder de video)

Out of the box

Het resultaat van die verkenning is een lijvig rapport in twee delen, getiteld Vandaag is het 2040 – Toekomstverkenning voor middelbaar beroepsonderwijs, hoger onderwijs en wetenschap. Dit rapport wordt vandaag aangeboden aan de Tweede Kamer. “Het rapport is nadrukkelijk geen routekaart”, zegt projectleider Ton Eimers van KBA Nijmegen. “Het zegt niet: zo en zo moet het er in 2040 uitzien. Nee, het rapport schetst mogelijke perspectieven voor de toekomst.”

De geschetste perspectieven wijken af van wat we gewend zijn, waarschuwt Eimers. “Volgens sommigen zijn het wilde ideeën. Maar dat is waar de minister om had gevraagd: denk eens out of the box. Geef me geen blauwdruk, maar zet eens op een rij hoe onderwijs en wetenschap eruit zouden kúnnen zien.”

Drie stelselperspectieven voor de toekomst

Centraal in het rapport staat de benadering vanuit drie perspectieven. Het eerste is dat van werk, economische ontwikkeling en innovatie. Hoe zou je onderwijs en wetenschap zo kunnen inrichten dat ze het beste aansluiten op de vraag van de toekomstige economie en arbeidsmarkt? Dat betekent bijvoorbeeld dat er, via onderwijsaanbod en -financiering, wordt gestuurd op zogeheten ‘tekortsectoren’. Het tweede perspectief is dat van de grote maatschappelijke vraagstukken: onderwijs en onderzoek richten zich vooral op maatschappelijke opgaven rondom milieu, energie en sociale samenhang. Het derde perspectief is dat van ontplooiing van individueel talent. Het gaat uit van maximale talentbenutting en van kansen om je optimaal te ontwikkelen. Het rapport schetst zo toekomstige stelsels voor onderwijs en wetenschap vanuit drie perspectieven.

“In de praktijk zal er sprake zijn van een mengvorm”, nuanceert Eimers. “Maar deze toekomstverkenning laat zien dat je niet alle drie de perspectieven maximaal kunt realiseren. De keuze voor een bepaald perspectief betekent dat je inlevert op andere waarden. Met dit rapport brengen we de keuzes én gevolgen daarvan helder in kaart, zodat politici en beleidsmakers beter gefundeerde beslissingen kunnen nemen.”

Flexibiliteit

Een paar grote lijnen vallen op in alle perspectieven. Een voorbeeld daarvan is flexibilisering. Studenten hebben in 2040, aldus de verkenning, in alle perspectieven meer flexibiliteit in hun onderwijs. De vorm van flexibiliteit, bijvoorbeeld in plaats, tempo of juist onderwijsinhoud en -niveau, verschilt per perspectief.  Via modulair onderwijs en deelcertificaten kunnen studenten zich bijvoorbeeld gerichter laten opleiden; of het wordt gemakkelijker vakken op verschillende niveaus te volgen (een hbo-student kan bijvoorbeeld mbo-vakken volgen en andersom); en de grenzen tussen de onderwijsniveaus zullen minder scherp worden. Tegelijkertijd blijven er vastomlijnde paden mogelijk voor studenten die daaraan behoefte hebben.

Een ander voorbeeld van een terugkomend thema is ‘leven lang ontwikkelen’. “Het uitgangspunt is niet langer dat je klaar bent zodra je je diploma hebt”, legt Eimers uit. “Je blijft altijd leren. De basiskennis en -vaardigheden leer je tijdens je studie, maar ook als je al werkt, blijf je je ontwikkelen. We denken dat dat in de toekomst steeds belangrijker zal worden.” Dat heeft mogelijk gevolgen voor de financiering van het onderwijs, aldus de projectleider. Ook daarvoor beschrijft het rapport verschillende opties.

Unieke aanpak

“Deze verkenning is een nieuw instrument”, vertelt onderzoeker Jolien van der Vegt van AEF. “OCW heeft niet eerder zo’n toekomstverkenning laten uitvoeren om een visie voor de komende jaren – over kabinetten heen – op te kunnen baseren.”

Bovendien zijn het mbo, hbo en wo in deze toekomstverkenning gecombineerd, op verzoek van de minister. “Dat heeft goed uitgepakt, want veel van de grote vraagstukken voor de toekomst zijn overstijgend”, benadrukt Van der Vegt. “We hebben zo in de stelselperspectieven ook samenhangende antwoorden voor het vervolgonderwijs kunnen formuleren. De deelnemers bleken het heel erg te waarderen dat ze mochten nadenken over de toekomst vanuit de ‘waaier’ van onderwijsniveaus.”

Projectleider Eimers is blij met het resultaat. “En met het proces”, voegt hij eraan toe. “Alle deelnemers toonden een ongelooflijke betrokkenheid. Heel inspirerend. Mensen waren kritisch, maar altijd bereid om mee te denken en niet alleen hun eigenbelang te verdedigen. Wat overheerste was de wens een goed inhoudelijk gesprek te voeren. En dat is heel mooi gelukt.”

Download hier de twee delen van het rapport.

Lees hier het persbericht van het ministerie van OCW.

Groep leraren, docenten, studenten en leerlingen_B